Tibetaanse Terrier Lamleh Lijnen
gezondheid

Tibetaanse Terrier Hilary

Voor elk ras zijn er specifike erfelijke gebreken die binnen het ras kunnen voorkomen. Het is dan ook zeer raadzaam om  de honden op deze te laten controleren voordat ze in de fok worden ingezet. Bij de Tibetaanse Terrier is het al heel lang gebruikelijk dat deze fokdieren getest worden op erfelijke oogproblemen. Dit wordt normaliter jaarlijks gecontroleerd. De erfelijke oogafwijkingen die bij de Tibetaanse Terrier kunnen voorkomen zijn (jeugd)cataract, PRA en lensluxatie.

Deze laatste erfelijke afwijking lensluxatie is in een combinatie uit beide ouderdieren afkomstig uit Lamleh lijnen tot op de dag van vandaag  bij hun nakomelingen nog niet waargenomen. Wat natuurlijk zeker een pre genoemd mag worden.  

Ook een officieel onderzoek naar Heupdysplasie (HD) wordt nu al bijna 20 jaar gedaan bij de ouderdieren voordat zij in de fok worden ingezet. Dit om de kans op deze afwijking zoveel mogelijk te beperken. Naast dat de ouderdieren zijn getest op HD en een goede uitslag hebben gekregen, is het toch raadzaam om een pup in een veilige omgeving op te laten groeien, dit omdat het ook door factoren van buitenaf kan worden veroorzaakt.    

Steeds meer fokkers laten ook hun ouderdieren op patella luxatie nakijken, wat natuurlijk alleen maar ten goede komt ten opzichte van ons ras. 

De aangeboren doofheid bij Tibetaanse Terriers wordt vooral waargenomen bij Tibetanen die een wit hoofd hebben zonder een andere kleur aan de oren, doch ook Parti-colors met wit en zelfs andere kleuren kunnen een aangeboren doofheid hebben. Fokkers dienen ook in hun fokprogramma hier rekening mee te houden en niet te veel op Wit en Parti-Colors te fokken. Ook dienen ouderdieren getest te zijn die deze kleur hebben. Dit is geen verplichting maar een goede fokker houdt hier zeker rekening mee!! Ook als een pup aanwijzing toont voor doofheid, is het verstandig om deze te laten testen.

CCL is een erfelijke aandoeningen die voorkomt bij mensen, schapen, runderen en ook honden. CCL komt voor in verschillende hondenrassen, zo ook in de Tibetaanse Terrier.
Erfelijk belaste honden zijn gezond als ze geboren worden, maar beginnen symptomen te ontwikkelen op 5 a. 7 jarige leeftijd. Bij de Tibetaanse Terrier spreekt men van een late vorm (late-onset) en worden de 1e symptomen op de leeftijd tussen de 5-7 jaar zichtbaar. Per hond kan het verloop van het ziektebeeld enorm verschillen. Naarmate de ziekte vordert worden de symptomen steeds erger en worden de patiënten vaak geeuthaniseerd. Helaas is genezing niet mogelijk.
Deze aandoening heeft betrekking op degeneratie van het zenuwstelsel in de hersens en het oog. Deze degeneratie is verantwoordelijk voor de volgende symptomen die men kan zien in de Tibetaanse Terriër.
De symptomen in Tibetaanse Terriërs worden voor het eerst zichtbaar op een leeftijd tussen 4 en 6 jaar.
De symptomen worden steeds erger en honden die deze aandoening worden vaak op een leeftijd van ongeveer 10 jaar ingeslapen.
De meest voorkomende symptomen zijn;
* nervositeit die steeds erger wordt,
* coördinatie verlies,
* opgewonden worden bij harde of
  ongewone geluiden,
* tegen voorwerpen aanlopen en vallen,
* moeilijk een trap op of af kunnen lopen,
* slechtziend bij schemer,
* incontinentie,
* agressief worden,
* veranderende eetgewoontes,
* en toevallen.
De ziekte is bij de Tibetaanse Terrier een autosomaal recessieve overerving.
Dit betekend dat beide ouders minimaal het gen moeten dragen om een nakomeling voor te zetten, waarbij deze ziekte zich kan openbaren.
Vanaf medio maart 2010 is het mogelijk om de ouderdieren via een betrouwbare DNA test te laten testen op de aanwezigheid van dit gen. Dr. Martin Katz (University of Missiouri) heeft na een jarenlange studie naar deze ziekte een 100% betrouwbare test beschikbaar gesteld , waarmee de vrije, dragers en lijders bepaald kunnen worden.
Clear/vrij:
dragen het gen niet en zullen zelf nooit ziek worden, kunnen ten alle tijden worden ingezet voor de fok en ook hun nakomelingen zullen zelf nooit ziek worden.
Carrier/drager:
draagt het gen, maar zal zelf nooit ziek worden, mochten er 2 ouderdieren beide drager zijn dan kunnen er theoretisch gezien enkele van hun nakomelingen deze ziekte krijgen. Wordt een drager in de fok ingezet met een vrije dan kunnen de nakomelingen deze ziekte niet krijgen.  Wel kunnen ze drager zijn, maar ook vrij is mogelijk.
Affected/lijder:
wordt zelf ziek. Mocht deze toch in de fok zijn ingezet of worden ingezet, dan zou dit  alleen passend zijn met een vrije, zo zouden de puppies alleen het gen dragen en zelf niet ziek worden, maar nu we kunnen testen zal dit hopelijk niet meer nodig zijn en zal deze ziekte snel tot het verleden horen binnen ons ras. Vanuit gaande dat elke serieuze fokker zijn fokdieren laat testen en zijn combinaties hierop afstemt.